19 december 2023

The DSA's tackling of systemic risks should have been content-agnostic

Any government-controlled/sanctioned/policed form of content moderation that is based on the content itself, makes that government a Ministry of Truth in the style of 1984. Like the European Commission since the Digital Services Act (DSA). It's a sobering fact that cannot be denied.

At the same time, the risks to democracy posed by AI-generated content and social media algorithms are immense: the DSA does address a real need (though in a very wrong way, at least the provisions related to "systemic risks").

Imo, the only solution that respects fundamental rights and democratic principles lies in content-agnostic moderation procedures. I am convinced that this is possible. Here are three concrete ideas (which may of course not be the best ones):

1⃣ All platforms should be required to allow (not require) both humans and bots to be identified on the platform. For identified bots, an identified human should be linked and accept accountability. Platforms should be free to ban (identified) bots altogether.

2⃣ Require T&Cs and content moderation policies to respect freedom of speech and of information. This must be a prime concern, not an afterthought or vague boundary condition.

For identified accounts, (only!) the identified individual can and should be legally accountable for allegedly illegal content, and must thus not be moderated by the platform on such grounds until a regular court has confirmed illegality and mandated removal.

For illegal content from anonymous accounts, the platforms should be held accountable, e.g. using a mechanism similar to the DSA's.

Transparent forms of T&C-based content moderation should of course be allowed (but *never* government-mandated), to allow platforms reach an intended target audience (e.g. banning nsfw content).

3⃣ Impose algorithmic limits/brakes on the virality of any content (regardless of which content it is), particularly for content that is not created by identified humans. There are many ways in which this could be done. Note that many algorithms today do the exact opposite.

It strikes me that I've never seen a meaningful focus on 3⃣, although the DSA actually does follow this approach to a very limited extent in its regulation of recommender systems. Yet, imo this is a crucial piece of the puzzle, which achieves the goal without harming fundamental rights (rather on the contrary).

(Note: my thoughts on this were partially inspired by this outstanding piece by Jonathan Haidt and Eric Schmidt.)

18 december 2023

Distinguishing True from False Content and Its Proxies

1) There's information that you like, and there's information that you dislike.

2) There's human-generated content, and there's bot-generated content.

3) And then there's true information, and there's false information.

The problem with regulations to fight disinformation such as the Digital Services Act (DSA), is that the first distinction is easy to make, the second distinction much harder, and the third distinction practically impossible (except for in the most trivial cases).

The inevitable failure to make the third and second distinctions will mean that the first one will be used as an all too convenient proxy. As we are predictably seeing today with the DSA.

And that's the beginning of the end of democracy as we know it.

Although the DSA addresses a real need, and although it has many merits as well (e.g. the provisions to protect minors, and the provisions regarding transparency even though they still fall short), I am convinced that its handling of systemic risks is a mistake and should be undone.

The European Commission has created the DSA to tackle "systemic risks". In doing so, it may have created the greatest systemic risk of all.

20 oktober 2023

De gapende kloof tussen moralisering en oplossingen

In deze blogpost maak ik een analyse van de laatste blogpost van mijn collega Maarten Boudry.

Waarom doe ik dit? Omdat Boudry een forum krijgt voor zijn ideeën. Net zoals hij dat kreeg in het Covid19-debat, waarvan hij 'mentaal afstand nam' zodra zijn inschattingsfouten niet langer te ontkennen vielen. Maar vooral omdat het mij een kapstok geeft om een aantal zaken te duiden die onvoldoende onder de aandacht komen.

De blogpost van Boudry heeft deze titel:


Er is een "gapende kloof tussen Israël en Hamas", zegt Boudry. Wat een stropop van een vergelijking. Israël is een staat, Hamas is een Soennietische Islamistische politieke en militaire organizatie. (Terzijde: onder andere BBC weigert om Hamas als terroristische organizatie te bestempelen, hun motivatie lees je hier.) De laatste keer dat de Palestijnen hun eventuele steun voor Hamas konden uitspreken was in 2006, 17 jaar geleden. Bijna de helft van de inwoners van Gaza was toen nog niet geboren. Hamas wordt internationaal niet erkend als regering of als vertegenwoordiger van de Palestijnse bevolking. Een betekenisvolle vergelijking van deze organizatie met het land en de bevolking van Israël is dus onmogelijk. Door deze framing zet hij Hamas functioneel op gelijke hoogte met Israël, en stelt hij de Palestijnse bevolking impliciet gelijk aan Hamas. Dat is onverdedigbare framing.

Wie per se twee partijen op een morele weegschaal wil leggen, kan dat eventueel doen met de Israelische en de Palestijnse bevolking, of desnoods met de Israëlische regeringspartijen en Hamas met dien verstande dat de Israëlische regering vorig jaar nog een meerderheid verwierf. Maar die oefening, waar ik straks nog op terugkom, gaat hij zedig uit de weg.

Boudry steekt direct van wal met zijn centrale these:


Wie "intenties en doelstellingen" eerlijk wil vergelijken vanuit moreel oogpunt, dient natuurlijk wel de context en het uitgangspunt in acht te nemen. Een juwelier die een inbreker wil neerschieten is moreel lastiger te veroordelen dan diezelfde juwelier die een winkelier wil neerschieten omdat hij de inhoudt van de kassa wil. Een verbaal gepeste die fysiek hard uithaalt, is moreel niet noodzakelijk inferieur aan de pester. Ik stel het scherp om het punt duidelijk te maken. De context van de decennialange onderdrukking van het Palestijnse volk door het Israëlische apartheidsregime negeert hij totaal.

Volgens Boudry doodt Israël niet nog meer burgers omdat het dat niet zou willen, terwijl Hamas dat niet doet omdat het dat niet zou kunnen:


Zo probeert Boudry de vele burgerslachtoffers van decennialange Israëlische agressie zowaar te spinnen als een indirect teken van morele superioriteit, omdat ze de mogelijkheden hebben om veel meer mensen te doden, maar de deugdzaamheid tonen daarvan af te zien. Als achtergrond bij deze bewering: onderstaande grafiek van wikipedia toont hoeveel doden er de voorbije jaren aan beide zijde zijn gevallen.


Volgens Boudry zijn deze cijfers dus misleidend. Ze zouden namelijk precies het omgekeerde van de intenties weergeven: Israël wil weinig Palestijnse doden, Hamas wil veel Israëlische doden, ook al lukt het ze allebei niet zo goed. De data liegt, als het ware. Het volstaat naar de situatie op de West-Bank te kijken, waar Hamas zo goed als geen invloed heeft, om te zien hoe verknipt die redenering is.

Tussen 2015 en augustus 2023, d.w.z. na Operatie "Protective Edge" en voor de huidige oorlog, werden alleen al in de West-Bank 794 Palestijnense burgers gedood (tegen 102 Israëli's), waarvan 178 Palestijnse kinderen (tegen 8 Israëlische kinderen). Bijna allemaal werden ze gedood in de buurt van illegale nederzettingen, en door (scherpe) munitie. Geen jammerlijke oorlogsongevallen in de strijd tegen Hamas dus, maar doelbewust. In diezelfde periode waren de Israëlische slachtoffers in de West-Bank voor de grote meerderheid militairen (29%) of kolonisten (60%) die, door daar te wonen, bijdroegen tot (als dusdanig erkende) Israëlische oorlogsmisdaden. Onderstaande data en grafieken, komende van de United Nations Office for the Coordination of Humanitarian Affairs, ondersteunen dit.



Voor alle duidelijkheid: ik betreur elk verlies van mensenlevens ten zeerste, inclusief de levens van Israëlische kolonisten en militairen. Maar als hij het over moraliteit wil hebben, dan is deze context relevant. In de West-Bank vormt de seculiere Fatah de internationaal erkende regering, en is de invloed van Hamas zeer beperkt. Fatah loopt al jaren mooi in de pas, en wil helemaal geen Israëli's doden. Deze enorme imbalans is dus op geen enkele manier goed te praten. Met Israëlische terughoudendheid heeft dit alvast niks te maken.

Natuurlijk kan Israël nog veel meer slachtoffers maken: mocht het willen kan het alle Palestijnen uitroeien in een handomdraai. Ziet het hiervan af om morele redenen, of is het eerder zelfbehoud? Boudry stelt zich die vraag zelfs niet - ik kom er straks op terug.

Hij speculeert verder dat Hamas, als het de macht had, heel Israël onmiddellijk van de kaart zou vegen:


Hier verdraait Boudry de waarheid, en verzwijgt belangrijke context, bewust of uit onwetendheid. Hij refereert naar het charter van Hamas, maar laat na te vermelden dat Hamas in 2017 nieuwe principes heeft aangenomen. Daarin herhaalt Hamas de principiële uitgangspositie dat de Palestijnse staat 'from the river to the sea' moet lopen. Hamas stelt echter ook dat het de stichting van een volledig soevereine en onafhankelijke staat binnen de Green Line als een formule van nationale consensus beschouwt - de tweestatenoplossing dus.


Hamas stelt ook expliciet dat ze strijden tegen "het Zionistische project", niet tegen het Judaisme of Joodse volk omwille van hun religie. Zie ook dit artikel in The Guardian. Dat Hamas Israël 'van de kaart wil vegen' is dus op zijn minst ongenuanceerd. Belangrijker is dat de focus van Boudry op Hamas een stropop is. Dit wikipedia artikel maakt duidelijk dat het (ondanks de ideologische positie van Hamas) niet de Palestijnse partijen zijn, maar de Israëlische partijen (en bevolking), die de tweestatenoplossing afwijzen en onmogelijk maken.


Vandaag is dat meer dan ooit het geval. Enkele weken geleden nog toonde Netanyahu ongegeneerd een kaart van Israël, voor de Verenigde Naties nota bene, waarop Gaza en de West-Bank botweg waren weggevaagd. In de coalitieovereenkomst tussen regeringspartijen Likud en het extreem-rechtse en ultra-nationalistische Religious Zionism kartel wordt geen geheim gemaakt van de ambities om de Palestijnse gebieden te annexeren.


Die overeenkomst schrijft verder dat "The Jewish people have a natural right to the Land of Israel". Ook de 'Foundational principles' van deze regering stelt dat "the Jewish people have the exclusive and indisputable right to all parts of the Land of Israel".


Zie ook wikipedia:


Dit is geen slip of the tongue. De ambitie om de West-Bank te annexeren werd expliciet en herhaaldelijk uitgesproken door verschillende prominente ministers in de regering, zoals aangehaald in dit Time artikel. Dat artikel legt ook uit dat de regering de controlerende macht van de Israëlische Supreme Court (een cruciale schakel in de Israëlische staatsstructuur) heeft gebroken, onder andere om de annexatie mogelijk te maken.

Netanyahu's regering is echter niet achterlijk:


Een directe en onverholen annexatie zou de Arabische wereld natuurlijk mobiliseren, wat tegen de "national and international interests" zou zijn. Het doel is dus duidelijk, maar de weg ernaartoe zal pragmatisch zijn. Realpolitik - kenmerkend voor Israël.

Wat Boudry Hamas verwijt, geldt dus minstens evenzeer voor dit Israël, zij het achterbakser en politiek geslepener. Ik herhaal hier ook even dat Hamas voor het laatst in 2006 werd verkozen, toen bijna de helft van de Gazanen nog niet was geboren, en deze Israëlische regering in 2022.

De Israëlische regeringspartijen zijn trouwens al langer geen doetjes op dit vlak (en andere vlakken). Likud is gegroeid uit de paramilitaire organizatie Irgun (of Etzel), onder andere verantwoordelijk voor het 'Deir Yassin massacre' en de aanslag op het King David Hotel, terreurdaden die vandaag nog steeds worden verheerlijkt. Likud is voorstander van uitbreiding van de illegale nederzettingen. In een filmpje van 2001 schept Netanyahu op over hoe hij de Palestijnen opzettelijk zo pijnlijk mogelijk raakt, hoe hij de Oslo akkoorden eenzijdig uitholde, en hoe hij de VS in zijn zak heeft zitten.

Het Zionistische Shas is eveneens pleitbezorger van de illegale nederzettingenpolitiek. De Religious Zionist Party, luidens wikipedia "far-right, ultra-nationalist, Jewish supremasist, and religious Zionist", streeft de annexatie van de hele West-Bank of minstens van 'Area C' (63% van de West-Bank) na, afhankelijk van wie je het vraagt. De Otzma Yehudit (of Jewish Power) partij, een ultra-nationalistische, religieus-Zionistische, extreem-rechtse, anti-Arabieren partij, die tot voor kort openlijk pleitte voor de deportatie van alle 'vijanden van Israël', is uitgesproken voorstander van de annexatie van de West-Bank en Israëlische overheersing van de hele regio 'tussen de Jordaan en de Middellandse Zee'. Ze zijn dan ook tegenstander van een Palestijnse staat en hebben lak aan de Oslo akkoorden.


Noam, tenslotte, is een extreem-rechtse, religieus-Zionistische, anti-LGBT partij waarvan Giorgia Meloni het schaamrood op de wangen krijgt. Het is deze regering die kan rekenen op de onvoorwaardelijke steun van Boudry, Ursula von der Leyen, Joe Biden, Alexander De Croo, Bart De Wever, en andere moralisten.

Terug naar Boudry's apologetisch discours voor deze ongegeneerd extreem-rechtse, ultra-nationalistische, racistische, en anti-LGBT regering:


Twee punten hier: het gebruik van burgers als menselijk schild, en pogingen om burgers te waarschuwen bij bombardementen.

Je gaat me vanzelfsprekend nooit horen verdedigen dat Hamas burgers als menselijk schild gebruikt (al is het niet evident dat niet te doen, in de overbevolkte Gazastrook). Net zoals ik dat ook van Israël verwerpelijk vind. En Boudry vergeet even te vermelden dat dit een courante praktijk was van de IDF:


Wel vervelend voor de IDF dat het hooggerechtshof dit in 2005 verbood (de IDF vocht dit tevergeefs aan). Maar een groot beletsel blijkt dat niet, jammer genoeg.

Wat het waarschuwen bij bombardementen betreft: dat gebeurt soms, maar niet altijd. Hoe vaak dat wel of niet gebeurt weten noch Boudry, noch ik. Wat wel zeker is: zonder plek om naartoe te gaan in het arme en overbevolkte Gaza, ben je vet met een waarschuwing. Bovendien trof Israël tijdens de huidige bombardementen van Gaza meermaals als 'veilig' gemarkeerde zones. Tientallen burgers vonden bijvoorbeeld de dood bij een bombardement op een konvooi burgers terwijl ze op de vlucht waren langs de 'veilige' route naar het zuiden van de Gazastrook, zoals door Israël opgeroepen. In de zuidelijke stad Khan Younis kwamen meer dan 100 mensen om in een bombardement, de meesten onder hen vluchtelingen die het advies van Israël hadden opgevolgd. Cynischer wordt het niet.

In dat licht kan het Hamas moeilijk ten kwade worden geduid dat het weerstand biedt tegen de evacuatie (of wellicht juister: ethnische zuivering) van de noordelijke Gazastrook. Uiteindelijk zijn het nog steeds de bommen van Israël die dood en vernieling zaaien, niet de mensen die daar blijven of die mensen aanmoedigen daar te blijven. Bovendien is de gevraagde evacuatie onmenselijk en onrealistisch, "een misdaad tegen de menselijkheid en een flagrante overtreding van internationale humanitaire wetgeving", in de woorden van Paula Gaviria Betancur (Special Rapporteur on the human rights of internally displaced persons bij de Verenigde Naties).

En dan nu, Boudry's vermaledijde gedachte-experiment (geleend van collega-filosoof Sam Harris):


Met permissie, maar dit gedachte-experiment is van een bedenkelijk intellectueel niveau. De onuitgesproken 'ceteris paribus' assumptie maakt ze volstrekt nutteloos. Alsof je iets kan leren uit het denkbeeldig wisselen van de militaire slagkracht van Hamas en Israël, zonder dat ook met de context te doen.

Een veel relevanter gedachte-experiment is dit: Stel dat deze extreem-rechtse, religieus Zionistische, racistische, en ultra-nationalistische Israëlische regering al 16 jaar de internationaal niet-erkende regering in de openluchtgevangenis van Gaza was geweest, in plaats van Hamas. Zou hun ideologie dan milder zijn dan die van Hamas vandaag? Zouden ze dan minder onschuldige slachtoffers maken dan ze vandaag doen in de West-Bank waar Hamas niet eens actief is? Zouden ze dan afzien van hun ambitie voor een groot-Israël, inclusief de Palestijnse gebieden? Zouden ze dan met hun raketinstallaties post vatten op het strand of in een open veld (voor zover die er zijn), klaar om zelf getroffen te worden, in plaats van in de steden? De vragen stellen is ze beantwoorden.

De reden dat dit Hamas vandaag populariteit geniet, is natuurlijk net omdat de Palestijnen niks te verliezen hebben. Omdat de situatie ook op de West-Bank onder Fatah stelselmatig slechter wordt. Leef het internationaal recht daar na, en de populariteit van Hamas slinkt weg als sneeuw voor de zon. En de reden dat Israël vandaag niet nog meer slachtoffers maakt is natuurlijk net omdat ze zo onoverwinnelijk zijn, en omdat ze dat graag zo houden. De beste manier om dat te doen is door een dynamisch status quo te handhaven: de Apartheid in stand houden en om de paar jaar 'het gras eens maaien', zoals ze dat noemen. Nog grotere schendingen van het internationaal recht riskeren om de onvoorwaardelijkheid van de Westerse steun in het gedrang te brengen, en kunnen de Arabische wereld militair tegen Israël doen keren. Met moraliteit heeft dit niks te maken - des temeer met pragmatisme en zelfbehoud.

Vervolgens minimaliseert Boudry de nederzettingenpolitiek en de vergeldingsdrang, net als Israëls massale schendingen van internationaal recht en ontmenselijking van de Palestijnse bevolking:


Dat Boudry hier schijnbaar twijfelt of elektriciteit en water afsluiten (net als gas en voedsel en medicijnen en humanitaire hulp - dat was hij nog vergeten) een schending van internationaal oorlogsrecht inhoudt is bijzonder. De minimalisering van deze en andere misdaden tegen de menselijkheid is stuitend. In de woorden van Raz Segal: wat er gaande is in Gaza is niets minder dan een genocide.

De morele vergelijking van Boudry is irrelevant en, wel, obsceen.

Misschien heb ik u, beste lezer, ervan kunnen overtuigen dat de eventuele morele kloof tussen Israël en Hamas niet alleen irrelevant is (Israël is een land en een volk, Hamas is geen van beide), maar ook dat het vergelijken van de moraliteit van twee partijen die zich schuldig maken aan gruweldaden, wel, 'obsceen' is - om een geliefkoosd woord van Boudry te gebruiken.

Maar zelfs als het mij niet gelukt is u hiervan te overtuigen, bent u misschien wel vatbaar voor mijn belangrijkste punt:

Moralisering staat oplossingen in de weg.

Wie zich in een oorlog afvraagt wie moreel superieur is komt gek genoeg altijd bij zichzelf uit. Die zal ook altijd teruggrijpen naar het meest gunstige moment uit duizenden jaren geschiedenis om territoriale en andere aanspraken te motiveren. Dat is natuurlijk een absurde en oeverloze discussie, en de beste garantie op escalatie. Israël begrijpt dat goed, vandaar hun cynische strategie om elke paar jaar 'het gras eens te maaien': hoop op duurzame vrede biedt dit niet.

Michael Franti zag het helder: "We can bomb the world to pieces, but we can't bomb it into peace." Denkt men de Gazanen die Hamas steun(d)en een geweten te kunnen bombarderen? Welke gevoelens verwacht men dat het miljoen kinderen in Gaza, de jongvolwassenen van morgen, zullen overhouden aan deze genocide? Het antwoord op die vraag staat los van de gruweldaden van Hamas die voor Israël het excuus waren om over te gaan tot deze disproportionele agressie, met op 19 oktober al minstens 3785 Palestijnse doden, waarvan 1524 kinderen en 1444 vrouwen, en honderdduizenden ontheemde mensen. Wanneer zal de wraak gekoeld zijn? Tot hoeveel onschuldige Palestijnse doden vindt het Westen dit moreel?

In plaats van morele weegschalen is er nood aan oplossingen. En die zijn er, we moeten ons (en onze bondgenoten) er enkel aan houden. Die oplossingen zitten ingebakken in het internationaal recht, zoals de Conventies van Geneve. Die zijn erop gericht escalatie en burgerslachtoffers te vermijden, of in elk geval ernstig te beperken.

Het minimum minimorum dat het Westen van haar Israëlische bondgenoot moet eisen is het naleven van dat recht. Niet alleen van Hamas of de Palestijnen. Dit houdt in: het stopzetten van de Apartheidspolitiek, terugtrekking uit de illegale nederzettingen, ongedaan maken van de annexatie van Oost-Jeruzalem, vermijden van burgerslachtoffers in Gaza, onvoorwaardelijk toelaten van essentiële middelen en humanitaire steun, en ga zo maar door.

De enige relevante kloof die ik zie in dit conflict, is die tussen moralisering en oprechte wil om oplossingen te vinden.

11 september 2023

How the EU's Digital Services Act poses risks to fundamental rights and democracy

(Published on Brussels Report, 11 September 2023.)

The Digital Services Act (DSA) aims to provide a European solution to an important societal challenge: illegal content and misinformation online. These are real and significant problems, for which new legislation was needed indeed. The DSA was developed and approved during the pandemic. It is a lengthy and complex text, and I believe it received insufficient political and public scrutiny.

The DSA does contain highly valuable provisions, e.g. providing mechanisms for fighting child abuse and for enforcing transparency requirements in online advertising and recommendation systems. However, there are also concerning parts, which may undermine fundamental rights, especially freedom of expression and information, a cornerstone of European democracies and enshrined as Article 11 of the EU Charter of Fundamental Rights. In this opinion piece, I summarize my understanding of some key points in the DSA, omitting technical details and nuances, and emphasizing those potential risks.

-        The DSA requires that online platforms make it easy for anyone to report allegedly illegal content. Online platforms (and providers of so-called ‘hosting services’ more generally), such as social media platforms, must provide user-friendly mechanisms that allow anyone to ‘notify’ (i.e. flag or report) content on the platform (e.g., a message on X) that they believe to be illegal (Art 16).

-        Online platforms become liable for reported content. Once notified, platforms (e.g., X) become liable for the notified content, if it is indeed illegal (Art 6, and Art 16 paragraph 3). They then must quickly take appropriate action against it (suppression, removal of the content, suspension or blocking of the author...) (Art 16).

-        Notices submitted by so-called Trusted Flaggers must be handled with priority. Trusted Flaggers are organizations that will be certified as such by the so-called national Digital Service Coordinators (DSCs) (see below and Art 49-51). Platforms must handle notices submitted by Trusted Flaggers as a matter of priority (Art 22). Trusted Flaggers who too often notify content inaccurately can lose their privileged status, but risk nothing more than that (Art 22, par 6-7).

-        Complaint and redress procedures must be established, but they will take time. Complaint and redress procedures must be established and clearly communicated (see e.g. Art 16 par 5, and Art 17 par 3(f)). Such procedures must include an internal complaint-handling system (Art 20), out-of-court dispute settlement bodies (Art 21), and judicial redress. However, these procedures can drag on for months, during which time the measure (suppression, removal, etc.) remains in force.

-        Terms & Conditions (T&Cs) are used as a means against undesirable (but not illegal) content. Notifications can compel a platform to take measures for two possible reasons (e.g., Art 17 par 1):

1.     because the platform also deems the content to be illegal (or, perhaps more often, because it does not have the time or resources to investigate, and thus prefers to err on the side of caution), or

2.     because the content violates the platform's T&Cs (but is not necessarily illegal).

Remarkably, the DSA explicitly highlights the possibility for online platforms to rely on Trusted Flaggers or similar mechanisms for policing content that is incompatible with their T&Cs (e.g., Recital 62). This contrasts with the stated role of Trusted Flaggers as flagging illegal content (Art 22).

-        Mandatory risk assessments and mitigating measures allow the European Commission to influence the T&Cs, content moderation policies, and more, of very large online platforms. Very large online platforms and search engines (X, Facebook, YouTube, Instagram, Google, Snapchat, TikTok, etc.) are required to regularly perform analyses of “systemic risks” (Art 34) and take mitigating measures (Art 35). This may include tightening and extending their T&Cs, strengthening their cooperation with Trusted Flaggers, altering their algorithms, etc. Such risk assessments explicitly go beyond illegal content: they aim to address allegedly deceptive content and disinformation (see also Recital 84). As such, the DSA grants the European Commission not only the power to suppress illegal content, but also content they consider undesirable because it is allegedly detrimental to ‘civic discourse’, public security, public health, and more.

-        A crisis response mechanism provides an additional mechanism for the European Commission to exert control over non-illegal content. In times of ‘crisis’ (proclaimed by the European Commission itself, on the initiative of the new European Board for Digital Services), such as a threat to security or public health, the European Commission can demand additional measures from the very large platforms and search engines (Art 36 and 48, and Recital 91). These measures, which may include adjusting the T&Cs and the content moderation processes, intensifying cooperation with Trusted Flaggers, etc., must then be taken by these platforms as a matter of urgency.

-        Codes of Conduct provide a further mechanism for the European Commission to exert control over non-illegal content. The European Commission will ‘encourage’ the drafting and adherence to ‘voluntary’ Codes of Conduct for the sector (including quantifiable KPIs and the obligation to report regularly to the Commission and the relevant Digital Service Coordinator). The purpose is not only to combat illegal content, but also the so-called ‘systemic risks’ (Art 45), with specific references to ‘disinformation’ (Recital 104). The phrasing of Art 45 and its motivation (e.g. Recitals 103 and 104) almost read like “an offer they can't refuse”.

-        Transparency is limited. There are various provisions concerning transparency (e.g., Art 15, 17, 22 par 3, 24, and 42, and Recital 122), but these are mostly at an aggregated level, rather than at the level of individual content and content moderations. This makes independent scrutiny of the impact on freedom of expression and information very difficult.
DSCs will have the authority to grant a ‘vetted researcher’ status to particular researchers. Very large online platforms and search engines can then be compelled to provide these vetted researchers with access to data for the purpose of investigating systemic risks in the European Union, and for assessing the adequacy, efficiency and impacts of the risk mitigation measures. Unfortunately, the ‘technical conditions’ (which data, which permitted purposes, etc) are yet to be determined, and the power to do this is delegated to the European Commission (Art 40 par 13).

-        Fines for non-compliance are exorbitant, but not for transgressions of fundamental rights. Fines for non-compliance with the obligations under the DSA are exorbitant: up to 6% of the global annual turnover (Art 52 and 74). The DSA also does pay occasional lip service to fundamental rights, including freedom of expression and information (e.g., Art 35 par 3 and Recitals 86 and especially 153). However, I could not find anything about fines for overzealous ‘content moderation’ that violates these fundamental rights. It all remains very vague, without concrete guarantees. The DSA asserts one’s right to file a complaint (Art 53), and to request compensation in case of loss or damage resulting from non-compliance with the DSA (Art 54). But it is doubtful whether a violation of fundamental rights (especially freedom of expression and information) will be recognized as non-compliance with the DSA.

It is hard to shake the feeling that it was a mistake to write and approve this Act between 2020 and 2022, during the pandemic when authorities were struggling to control the global narrative. In my opinion, the European regulator went grocery shopping on an empty stomach, which is never wise.

It is now up to the members states to implement the DSA in such a way that the risks to our fundamental rights and to the foundations of our European democracies remain as small as possible.


08 juni 2023

Recht van antwoord: Het echte verhaal van de pandemie.

Op 11 maart, ongeveer 3 jaar na de eerste lockdown, schreef Joël De Ceulaer over het ‘echte’ verhaal van de pandemie. Een verhaal dat volgens hem onderbelicht bleef. In dat verhaal ben ik een “merchant of doubt”, en heeft het Wintermanifest “de sfeer wat verziekt” en “bruggen geslagen met twijfelachtige twijfelaars”. Een invloedrijk journalist die zijn eigen visie verkoopt als enige juiste is gevaarlijk. Daarom wil ik graag een en ander rechtzetten.

Het artikel begint onschuldig: het breekt een lans voor luchtkwaliteit. Daar kan niemand tegen zijn. De voordelen beperken zich niet tot infectiecontrole: zuiverdere lucht draagt bij tot een betere gezondheid, concentratievermogen en meer van dat goeds. Maar het nut van een schoneluchtrevolutie als dé grote les van de pandemie voorstellen, dat is grotesk. Ik steun de strijd voor een betere luchtkwaliteit. Maar Covid was en is onontkoombaar, met of zonder zuivere lucht.

Wie een nul-risico nastreeft is natuurlijk niet ontvankelijk voor die boodschap. Zo iemand klampt zich onwillekeurig vast aan elke strohalm die zich aandient. En zo werd die schone lucht voor sommigen een miskende deus ex machina.

Schijnbaar op zoek naar strohalmen interviewde De Ceulaer, naast de gebruikelijke overheidsadviseurs, bijna alleen COVID-hardliners. Zo lazen zijn lezers dat we richting ZeroCOVID moesten, dat elke schooldag een potentieel superverspreiderevent was, dat kinderen de rol speelden van motor, hulpmotor, carburator, en katalysator van de pandemie, dat Long COVID een gigantisch probleem was (ook bij kinderen en na asymptomatische infectie), dat de mentale kost van de COVID-maatregelen overroepen was, dat een vaccinatiepaspoort haast onvermijdelijk was, dat zachte maatregelen meer schade veroorzaakten dan harde, en meer van dat soort inzichten. Geen probleem natuurlijk dat die mensen en hun standpunten in de media komen, ik bestudeer graag hun argumenten. Maar een wetenschappelijke consensus was dat allerminst. De lezers kregen maar één kant te zien, verpakt als Enige Waarheid.

Hij onthield uit zijn interviews ook dat “mondmaskers werken”. Een beetje wetenschapper (en journalist) stelt zich dan de vraag: wat betekent dat? ‘Werken’ voor wat? Op welke termijn? Voor wie? Onder welke omstandigheden? De Morgen had beter daar een artikel aan gewijd, in plaats van de bewering te publiceren dat de Cochrane-mondmaskerstudie door experts “vakkundig gesloopt” is. Daar is namelijk niets van aan. Maar je moet natuurlijk wel lezen wat er staat.

Die studie zegt dat het effect van een algemene mondmaskerdracht ("community masking") op de verspreiding van respiratoire virussen zoals griep of COVID waarschijnlijk klein of onbestaande is. Of dit deels ligt aan een gebrekkige naleving in de praktijk doet weinig ter zake: mensen zijn geen robots die je controleert met een druk op de juiste knop, tot spijt van wie het benijdt. De studie impliceert niet dat er geen individueel voordeel kan zijn van het dragen van een mondmasker. En nee, dat is geen contradictie. Bijvoorbeeld voor (de naasten van) mensen die tijdelijk verzwakt zijn kan het nauwgezet dragen van een goed mondmasker een gepaste keuze zijn. Net zoals voor zorgmedewerkers in specifieke situaties. Maar op populatieniveau: weinig tot geen effect te zien.

Wie is dan de “merchant of doubt”? Iemand die middels het verspreiden van objectieve onwaarheden twijfel zaait over een Cochrane-studie, nota bene de gouden standaard van Evidence-Based Medicine? Of iemand die dat aanklaagt?

De Ceulaer vroeg mij voor zijn artikel wat ík zou gedaan hebben in maart 2020. Het was de énige vraag waar hij een antwoord op wilde. Was het risico op een genuanceerd gesprek hem te groot? Hij wist natuurlijk al dat hij zou schieten, en zocht enkel nog munitie. Aangezien masochisme me vreemd is en ik dus paste voor zijn vraag, deed hij dan maar zijn ding met een selectieve quote uit een blogpost die ik schreef in april 2020. Daarin opperde ik (met veel caveats en kanttekeningen) om kwetsbaren te beschermen en anderen hun leven zo snel mogelijk te laten hernemen, rekening houdend met de zorgcapaciteit. Het is opmerkelijk dat De Ceulaer dacht me te discrediteren door te wijzen op gelijkenissen met wat de Great Barrington Declaration (GBD) bepleitte. De GBD werd pas een half jaar later gepubliceerd, op initiatief van een internationaal all-stars team van epidemiologen, biostatistici, artsen,... Perfect was ook de GBD natuurlijk niet, en ik heb ze niet ondertekend. Maar ze pleitte wel terecht voor een beter evenwicht. Daarmee sloot ze aan bij zowat alle vooraf bestaande pandemieplannen. Lockdowns, zonder onderscheid naar risico, kwamen daar namelijk niet in voor.

Wie is dan de “merchant of doubt”? Iemand die twijfel zaait over bestaande plannen? Of iemand die solide argumenten vraagt vooraleer er van af te wijken? Terzijde: De Ceulaer ontleende zijn verwijt “merchant of doubt” aan Gavin Yamey en David Gorski, die de GBD op dezelfde manier probeerden te framen - overigens ook zonder inhoudelijke argumenten.

Het Zweedse beleid lijkt wellicht het best op de GBD-strategie: bestaande plannen volgen in plaats van improviseren; informeren en vertrouwen in plaats van dwang; langetermijnvisie in plaats van paniekbeleid; holistisch perspectief in plaats van paardenbril; jeugd vrijwaren in plaats van als virusverspreiders beschouwen (schone lucht of niet: scholen open was altijd de juiste keuze geweest). Perfect was het ook in Zweden niet: in de WZCs heeft men ouderen onvoldoende beschermd. Desalniettemin is het Zweedse resultaat na drie jaar op zowat alle vlakken superieur: oversterfte en levensverwachting, verlies aan kwalitatieve levensjaren, leerverlies en ongelijkheid, (psychisch) welzijn in het bijzonder bij kinderen en adolescenten, economie, vaccinatievertrouwen,... De Ceulaer beweert op basis van over het paard getilde modellen dat de GBD-strategie tot tienduizenden extra doden zou hebben geleid. Zweden bewijst zijn ongelijk: zijn uitspraak is zowel ongegrond als kortzichtig.

Het riedeltje dat het bosrijke Zweden het onvergelijkbaar makkelijker had dan België is nonsens. De Zweedse bevolkingsdichtheid, indien juist gekwantificeerd (namelijk: de dichtheid waar er überhaupt iemand woont), ligt tussen de Belgische en Nederlandse in. Per capita telde Zweden trouwens minder dan half zoveel IZ- en ziekenhuisbedden. De Zweedse bevolking zou meer vertrouwen hebben in de overheid, maar dat verschil is beperkt. Bovendien: wat is oorzaak en gevolg? Vertrouwen krijg je maar als je het ook geeft.

Over dat Zweden is in de meeste media een omerta neergedaald. De cognitieve dissonantie is groot, en een zelfgecreëerde pensée unique doorbreken vraagt moed. Soms is het moeilijker “merchant of doubt” te zijn wanneer dat gepast is dan wanneer dat niet zo is.

Gelukkig zijn er universiteiten: de groothandels in gefundeerde twijfel. Daarom is het nefast voor het wetenschappelijk en maatschappelijk debat wanneer een vooringenomen journalist de geloofwaardigheid aanvalt van academici die hun job doen, en tegelijk een Cochrane-review onterecht wegzet als “vakkundig gesloopt”. Daarom vind ik het verontrustend dat De Ceulaers artikel applaus kreeg van mensen die dat debat zouden moeten bewaken. Mensen die tegelijk pertinent weigeren er inhoudelijk aan bij te dragen, en die hun macht zelfs aangrijpen om het debat actief de kop in te drukken. Een concreet voorbeeld: ik nomineerde de Zweedse staatsepidemioloog Anders Tegnell voor een institutioneel eredoctoraat aan de UGent, maar het dossier werd op het hoogste niveau tegengehouden. Het Bestuurscollege heeft er zelfs niet over mogen beraadslagen.

Het bewijst nogmaals dat echte academische vrijheid meer is dan de negatieve invulling die sommige academische gezagsdragers eraan geven. Er is veel meer voor nodig dan bescherming tegen ontslag, of tegen expliciete de-platforming of canceling. Het vereist het creëren en actief instandhouden van een vrijhaven voor onbevangen en inhoudelijk debat, vrij van dogma’s en moralisering. En het vereist een medialandschap dat recht doet aan alle wetenschappelijke en maatschappelijke perspectieven.

Misschien is dát wel een van de grote verhalen van de pandemie.

Tijl De Bie

03 februari 2023

De OESO-evaluatie van het Belgische Covid19-beleid moet GRONDIG gebeuren

 Auteurs: Tijl De Bie (UGent), Bert De Munck (UAntwerpen), Peter Van Humbeeck (UAntwerpen)

(Verschenen in Knack op 3 februari 2023)


Midden september 2022 lanceerden we met meer dan 100 wetenschappers #EvaluatieNu: een oproep aan de overheid om het Covid19-beleid tegen het licht te laten houden. Op 10 november 2022 kondigde Minister Vandenbroucke aan dat die onafhankelijke evaluatie er komt, en dat de OESO die zal uitvoeren. Een goede eerste stap.


Kort nadien namen we contact op met de kabinetten van Ministers Vandenbroucke, Verlinden en De Croo. Want stap twee is minstens even belangrijk: nu moeten het concrete mandaat van de OESO en de scope van de evaluatie bepaald worden. Dat moet transparant en met maatschappelijke inbreng gebeuren. Alleen zo kan de evaluatie op brede steun rekenen en de gewenste impact hebben. 


Als initiatiefnemers van #EvaluatieNu hebben we natuurlijk nagedacht over hoe zo’n evaluatie er best uitziet. We konden daarvoor leren uit evaluaties in het VK, Duitsland, Zweden, Nederland, Luxemburg, Noorwegen en Australië. 


Concreet stellen we zeven criteria voorop, samengevat door het letterwoord GRONDIG: de evaluatie moet Globaal, Respectvol, Openbaar, Neutraal, Doortastend, Impactvol, en Gefinancierd zijn.

  • Een globale evaluatie is in de eerste plaats multidisciplinair: ze overstijgt het medisch-epidemiologische en bekijkt ook de impact op onderwijs, welzijn, werk, economie, enz. Maar bovenal is ze transdisciplinair: ze onderzoekt de interferenties, overkoepelende evenwichten en trade-offs over disciplines heen. Ze onderzoekt de proportionaliteit van de maatregelen, een vraag die fundamenteel samenhangt met de relatie tussen (specifieke visies op) volksgezondheid en andere levenssferen en met fundamentele ethische keuzes.

  • Het is evident dat de evaluatie respectvol moet zijn. Met waardering, mildheid en begrip voor alle actoren. Ze houdt rekening met wat men toen (nog niet) wist of kon weten. Er moet aandacht zijn voor wat beter kon, maar ook erkenning van wat goed is gegaan. We pleiten voor nederigheid gelet op de onzekerheden die ook vandaag nog bestaan. Ook ruime participatie is noodzakelijk: het is essentieel zowel beleidsmakers en beleidsadviseurs als critici te horen. Zo heeft de evaluatie ook een helende functie.

  • De evaluatie moet daarom ook openbaar gevoerd worden. Belangrijke doelstellingen van de evaluatie zijn immers vertrouwen herstellen, polarisatie overstijgen en het leed erkennen dat velen hebben geleden, door het virus of de maatregelen. Volledige transparantie over de evaluatiekeuzes is essentieel: over welke aspecten worden bekeken, wie wordt gehoord en waarom, welke vragen worden gesteld, enz. Mechanismen om het brede publiek te betrekken kunnen bijdragen tot de legitimiteit en transparantie. Ook toegang tot alle relevante documenten en getuigenissen is essentieel.

  • Covid19 heeft niemand koud gelaten: iedereen was op een of andere manier emotioneel of rationeel betrokken. Dat bemoeilijkt een onbevooroordeelde evaluatie. Maar net daarom hoort ze te vertrekken van een zo neutraal mogelijk uitgangspunt. Dit vereist een breed draagvlak voor het mandaat en de scope van de evaluatie. Daarna moet de OESO in volledige onafhankelijkheid kunnen werken, zonder enige beïnvloeding. Dat belet niet dat alle belangrijke actoren gehoord moeten worden. Hun ervaringen en visie zijn immers essentieel.

  • Een grondige evaluatie is doortastend. Ze durft vraagtekens te plaatsen bij wat op het eerste zicht evident lijkt. Zonder taboes en met open blik, maar vanzelfsprekend altijd stevig in feiten en wetenschap geworteld, en met een langetermijnperspectief. Doortastendheid is essentieel om de polarisatie te overstijgen die de politiek, de samenleving en zelfs de wetenschappelijke wereld heeft getroffen. Zo kunnen we leren hoe een gezond tegensprekelijk debat ook in tijden van een sterk gemediatiseerde crisis in stand kan worden gehouden.

  • Zelfs de beste evaluatie is zinloos als die niet impactvol is. De resultaten mogen niet vrijblijvend zijn. Het beleid moet zich bij aanvang van de evaluatie engageren om de resultaten ernstig te nemen. Daarbij is een juiste mindset essentieel: de evaluatie moet dienen om lessen te trekken voor de toekomst, niet om schuldigen uit het verleden aan te wijzen.

  • Tot slot moet een grondige evaluatie voldoende gefinancierd zijn. Naast middelen voor de OESO zal de evaluatie ook loyale medewerking vragen van alle betrokkenen, in alle maatschappelijke geledingen en op alle bestuursniveaus. Maar een grondige evaluatie is een investering in de toekomst, geen nodeloze kost.


Op 15 december 2022 hebben we deze GRONDIG-criteria toegelicht aan medewerkers van premier De Croo en Minister Vandenbroucke, en zijn we met hen in dialoog gegaan. We spraken tevens ons vertrouwen in het OESO-team uit, maar argumenteerden ook dat de Belgische evaluatie volgens die criteria op enkele vlakken beter moet dan de evaluatie van het Luxemburgse beleid die de OESO eerder afrondde. Zo was er daarin te weinig aandacht voor de impact van sanitaire maatregelen (vanuit biomedische overwegingen) op andere levenssferen, zeker ook op de langere termijn, en dus voor de proportionaliteit van het overheidsingrijpen. De fundamentele ethische en juridische discussies waaraan dit raakt, werden helemaal niet aangesneden.


Sindsdien bleef het echter stil. Uit het verslag van de kamercommissies binnenlandse zaken en volksgezondheid van 17 januari 2023 blijkt echter dat men wel degelijk verder heeft gewerkt. De ‘terms of reference’ die de scope van de evaluatie bepalen, zijn intussen politiek vastgelegd in de beslotenheid van het Overlegcomité, zonder veel overleg of transparantie. Ook van onze andere suggesties vinden we jammer genoeg weinig terug. En zo begint de evaluatie onder een slecht gesternte.


We kijken er dan ook naar uit om de dialoog snel terug op te pikken. Want alleen door te investeren in een brede consultatie van bij de start, kan de nodige maatschappelijke steun worden gevonden en kan de evaluatie de gewenste impact hebben.